Redelijke termijn, art. 6.1. EVRM. De HR stelt voorop dat het oordeel van de feitenrechter inzake de redelijke termijn in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst (ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Het Hof heeft geoordeeld dat, hoewel sprake is van een langdurige procedure, de redelijke termijn a.b.i. art. 6.1 EVRM niet is overschreden nu het verzoek van de verdediging in h.b. tot het horen van getuigen heeft geleid tot vertraging in de afdoening van de zaak en deze vertraging voor rekening van verdachte komt. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Cag anders.