Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Machtiging raadsman, naar eigen zeggen beperkt? Art. 279 Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2003:AF4323 inhoudende dat een machtiging niet kan worden beperkt tot bepaalde onderdelen van het voeren van de verdediging. De rechter mag geen onderzoek instellen omtrent de vraag of de advocaat die stelt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, dit naar waarheid verklaart of naar de reikwijdte van zijn verklaring dat hij gemachtigd is. Gegronde klacht dat het hof, mede gelet op het belang van art. 279 Sv, voorbij had moeten gaan aan de t.t.z. gedane verklaring van raadsman dat verdachte hem “beperkt” had gemachtigd en dat het hof de zaak vervolgens ten onrechte bij verstek heeft afgedaan. CAG: anders.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



22 november 2016

Strafkamer

nr. S 15/03920

AJ/KD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 31 juli 2015, nummer 21/002511-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

2 Beoordeling van het middel

2.1.

Het middel strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte de raadsman van de in hoger beroep niet verschenen verdachte niet in de gelegenheid heeft gesteld de verdediging te voeren. Daartoe wordt aangevoerd dat het Hof ten onrechte, althans onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat de raadsman niet gemachtigd was in de zin van art. 279 Sv.

2.2.

De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank, is bij het bestreden - bij verstek gewezen - arrest met toepassing van art. 416, tweede lid, Sv in dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.

2.3.

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

"De verdachte genaamd:

[verdachte] ,

(...)

is niet verschenen.

Ter terechtzitting is aanwezig mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht.

(...)

Mr. Ronday verklaart door verdachte te zijn gemachtigd tot het voeren van de verdediging.

(...)

De raadsman van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven. De raadsman van de verdachte geeft op dat verdachte vindt ten onrechte te zijn veroordeeld.

De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt:

Ik heb voor aanvang van de zitting twee aanhoudingsverzoeken gedaan om getuigen te laten horen. Ik handhaaf deze verzoeken.

(...) Ik ben gemachtigd tot het doen van de aanhoudingsverzoeken.

(...)

Het hof trekt zich terug ter beraadslaging.

Na gehouden beraad deelt de voorzitter het volgende mede, zakelijk weergegeven:

U verklaarde eerst dat u door verdachte gemachtigd was. Daarna verklaarde u dat u alleen gemachtigd was voor het indienen van het aanhoudingsverzoek.

De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt:

Ik ben gemachtigd voor het doen van het aanhoudingsverzoek en voor de afhandeling van de beslissing op dat aanhoudingsverzoek. Ik ben niet gemachtigd voor de inhoudelijke behandeling van de zaak.

Het hof trekt zich terug ter beraadslaging.

Na gehouden beraad deelt de voorzitter het volgende mede, zakelijk weergegeven:

Het hof heeft besloten om het aanhoudingsverzoek niet toe te wijzen. De dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting van heden is in persoon betekend. Verdachte heeft er nadien klaarblijkelijk voor gekozen afstand te doen van zijn aanwezigheidsrecht.

De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt:

(...) Ik ben gemachtigd voor het doen van het aanhoudingsverzoek en voor het handelen naar aanleiding van de beslissing op dat verzoek.

(...)

Het hof trekt zich terug ter beraadslaging.

Na gehouden beraad deelt de voorzitter het volgende mede, zakelijk weergegeven:

De raadsman heeft desgevraagd nader verklaard door verdachte te zijn gemachtigd voor het indienen van een verzoek om aanhouding en voor de afhandeling van de beslissing op dat aanhoudingsverzoek.

De raadsman is daarmee naar het oordeel van het hof niet gemachtigd in de zin van art. 279 Sv (...)"

2.4.1.

Art. 279 Sv schrijft voor dat een advocaat die een ter terechtzitting niet verschenen verdachte wenst te verdedigen, dient te verklaren daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd. Verdergaande eisen stelt de wet niet.

2.4.2.

Kennelijk steunt de toekenning van deze faciliteit door de wetgever op de gedachte dat een advocaat een juist en verantwoord gebruik zal maken van deze hem toegekende bevoegdheid. Met deze wettelijke regeling verdraagt zich niet dat de rechter ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie een onderzoek instelt omtrent de vraag of de advocaat de bedoelde verklaring naar waarheid heeft afgelegd (vgl. HR 2 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9559, NJ 2003/724) of welke de reikwijdte is van zijn verklaring dat hij gemachtigd is. Anderzijds heeft de wetgever niet willen weten van een machtiging die op enigerlei wijze is beperkt tot bepaalde onderdelen van het voeren van de verdediging (vgl. HR 8 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF4323, NJ 2003/723).

2.5.

In gevallen als de onderhavige waarin de raadsman heeft verklaard dat, kort gezegd, de verdachte hem zowel onbeperkt als beperkt heeft gemachtigd tot het voeren van de verdediging, behoort de rechter voorbij te gaan aan de beperkingen van de machtiging. Mede gelet op het belang dat art. 279 Sv beoogt te waarborgen, te weten dat een ter terechtzitting niet verschenen verdachte zich toch aldaar kan laten verdedigen door een advocaat, moet de rechter in zo een geval ervan uitgaan dat de verdachte de behandeling van zijn zaak ook zonder die beperkingen doorgang heeft willen doen vinden en dat dit meebrengt dat die behandeling ingevolge art. 279, tweede lid, Sv geldt als een procedure op tegenspraak en het instellen van een rechtsmiddel binnen veertien dagen na de einduitspraak dient te geschieden.

2.6.

Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat het middel terecht is voorgesteld.

3 Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature