Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Niet-ontvankelijk hoger beroep tegen ontbindingsbeschikking. De advocaat van appellant heeft (via haar secretaresse) het beroepschrift per fax aan het faxnummer van de verkeerde instantie, te weten de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, gezonden. Het per fax verzonden beroepschrift is niet bij (de griffie van) het hof aangekomen. Het hof beschikt slechts over een exemplaar van het beroepschrift, dat –blijkens de daarop voorkomende stempels– op 22 december 2006, d.i. een dag te laat, bij de Centrale Informatiebalie Gerechtelijke Diensten ’s-Hertogenbosch respectievelijk de griffie van het hof is binnen- gekomen. De hoofdregel is, dat wie een stuk op een verkeerd adres bezorgt, of zich bedient van personen die zulks doen, en vertrouwt op onverwijlde doorzending door de ontvanger naar het juiste adres, dit doet op eigen risico. In dit geval is er geen sprake van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen.

Uitspraak



cw

Rekestnr. R0601477

BESCHIKKING VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,

sector civiel recht,

achtste kamer, van 3 juli 2007,

gewezen in de zaak van:

[Appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

verder te noemen: [appellant],

procureur: mr. J.E. Lenglet,

tegen:

TOP-CARE HEALTH SERVICES B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

verder te noemen: Top-Care,

geïntimeerde,

procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,

op het hoger beroep van de door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven gegeven beschikkingen van 26 juni 2006 en 21 september 2006 tussen [appellant] als verweerder en Top-Care als verzoekster.

1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 452743, rolnr. 06/2121)

Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van voormelde beschikkingen.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij beroepschrift, ter griffie van het hof binnenge-komen op 22 december 2006, heeft [appellant], kort gezegd, het hof verzocht de beschikkingen waarvan beroep te ver-nietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen, dat aan [appellant] alsnog de door hem gevraagde gegevens worden afgegeven alsmede dat hij in de gelegenheid wordt gesteld de reeds gehoorde getuigen nadere vragen te stellen en bij wijze van contra-enquête getuigen te horen.

2.2. Bij faxbrief van 3 januari 2007 heeft de griffier van het hof aan de procureur van [appellant] het volgende medegedeeld:

“Uw beroepschrift is binnengekomen op 22 december 2006 en dus tardief.

(…)

Het hof stelt u in de gelegenheid tot uiterlijk 10 januari 2007 schriftelijk te reageren (met afschrift aan wederpar-tij) en aan te geven of u uw beroepschrift handhaaft dan wel intrekt.

(…)”.

2.3. Naar aanleiding van voormelde brief heeft de procu-reur van [appellant] aan de griffier van het hof bij faxbrief van 3 januari 2007 in kopie toegezonden:

a) een brief van mr. M.L. Marcus-Daniëls, advocaat te Rijen, van 3 januari 2007, gericht aan de procureur van [appellant], inhoudende:

“Onder verwijzing naar het telefonisch onderhoud met u zend ik u bijgaand het bewijsstuk dat het beroepschrift op 21 december 2006 bij het gerechtshof is ingediend. Tevoren is met het gerechtshof contact opgenomen naar welk faxnum-mer het beroepschrift gefaxt zou moeten worden. Het faxnummer dat is doorgegeven is ook het faxnummer dat op de brief is aangegeven. Ten bewijze van juiste verzending, is ook het controlerapport bijgevoegd waarop is aangegeven verzending op 21/12 om 16:38 uur, 6 pagina’s. Bijgevoegd treft u derhalve een afschrift aan van hetgeen naar het gerechtshof is gezonden. Ik ben dan ook van mening dat er geen sprake is van een tardief ingediend beroepschrift, doch dat dit tijdig is geschied.(…)”.

b) een kopie van het aan het hof gericht beroepschrift van [appellant] zoals vermeld onder 2.1.

c) een begeleidende brief van mr. Marcus-Daniëls d.d. 21 december 2006, gericht aan het “Gerechtshof Den Bosch, Postbus 70583, 5201 CZ Den Bosch. Boven de adressering van die brief is getypt: “Per fax: 073-6202987”.

d) een verzendrapport waarin is vermeld dat 6 pagina’s zijn verzonden naar voormeld faxnummer op “21/12 16:38”.

2.4. Op 23 mei 2007 heeft de mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Tijdens die behandeling is de zaak (nog) niet inhoudelijk behandeld. Centraal stond de vraag of [appellant] tijdig in hoger beroep is gekomen. Versche-nen zijn enerzijds [appellant], bijgestaan door mr. Marcus-Daniëls voornoemd, en anderzijds mr. H. Barrahmun, advocaat te Venlo, raadsvrouwe van Top-Care.

De raadslieden hebben de standpunten van partijen toege-licht, mr. Barrahmun mede aan de hand van een overgelegde pleitnota.

Het hof heeft de uitspraak bepaald op heden.

3. De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1. Centraal staat de vraag of [appellant] tijdig in hoger beroep is gekomen tegen voormelde beschikkingen, die in een ontbindingsprocedure zoals bedoeld in artikel 7:685 BW door de kantonrechter te Eindhoven zijn gegeven.

3.2. De appeltermijn bedraagt drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van de beschikking.

De beroepen eindbeschikking is op 21 september 2006 uitge-sproken. Het beroep diende dus uiterlijk op 21 december 2006 te worden ingesteld bij het hof.

Stukken kunnen ook door middel van faxapparatuur tijdig ter griffie van de betreffende instantie worden ingediend, mits deze vóór 24.00 uur van de laatste dag van de lopende termijn (in het onderhavige geval op 21 december 2006) ter griffie zijn ontvangen.

3.3. [appellant] heeft gesteld dat het beroepschrift tijdig is ingediend, aangezien het, tezamen met de onder 2.3.c) genoemde brief, op 21 december 2006 per fax is verzonden. Dat die stukken zijn verzonden naar het faxnum-mer van de sector kanton van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, en niet van het hof ‘s-Hertogenbosch (zoals later is gebleken) doet daaraan niet af. Het

beroepschrift en de begeleidende brief waren geadresseerd aan het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De rechtbank

’s-Hertogenbosch, inclusief de sector kanton, is in het-zelfde (gerechts)gebouw gevestigd als het hof. Uit contact met een griffiemedewerker van het hof is, aldus [appel-lant], gebleken dat het beroepschrift op 21 december 2006 bij de sector kanton van de rechtbank ’s-Hertogenbosch is aangekomen en dat het is doorgezonden naar de griffie van het hof ’s-Hertogenbosch.

3.4. Top-Care heeft daartegenover gesteld dat [appellant] het beroepschrift niet op tijd heeft ingediend. Zij heeft onder meer aangevoerd dat - ook al heeft [appellant] het beroepschrift tijdig in het paleis van justitie te ’s-Hertogenbosch ter griffie van de rechtbank, sector kanton, ingediend – [appellant] niet in het hoger beroep kan worden ontvangen, aangezien de indiening bij de ver-keerde instantie het gevolg is van de door [appellant] gekozen en voor zijn rekening komende wijze om het beroep-schrift ter griffie in te dienen.

3.5. Het hof oordeelt als volgt.

3.5.1. De hoofdregel is, zoals Top-Care terecht heeft aangevoerd, dat wie een stuk op een verkeerd adres be-zorgt, of zich bedient van personen die zulks doen, en vertrouwt op onverwijlde doorzending door de ontvanger naar het juiste adres, dit doet op eigen risico.

Er kan echter sprake zijn van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen.

3.5.2. In dit verband zijn de volgende feiten van belang. Het beroepschrift is op 21 december 2006 per fax verzonden naar faxnummer 073-6202987, zijnde (naar later bleek) het faxnummer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kan-ton, de verkeerde instantie.

Het beroepschrift is op 21 december 2006 te 16.36 u (dus niet, zoals in het door mr. Marcus-Daniëls toegezonden verzendrapport is vermeld, 16.38 u) bij de sector kanton van de rechtbank ’s-Hertogenbosch aangekomen, zoals blijkt uit een desbetreffend journaal van de sector kanton, dat zich in het griffiedossier van het hof bevindt.

Het per fax verzonden beroepschrift is niet aangekomen bij (de griffie van) het hof.

Het hof beschikt slechts over een exemplaar van het beroepschrift, dat – blijkens de daarop voorkomende stempels - op 22 december 2006 bij de Centrale Informatiebalie Gerechtelijke Diensten ’s-Hertogenbosch respectievelijk de griffie van het hof is binnengekomen.

3.5.3. De raadsvrouwe van [appellant] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat haar secretaresse aan een griffiemedewerker van het hof (van wie de naam haar niet bekend is) heeft gevraagd naar welk faxnummer het beroepschrift, dat door de secretaresse is aangeduid als betreffende een arbeidszaak, verzonden moest worden. Die griffiemedewerker heeft toen voormeld faxnummer opgegeven, naar welk faxnummer de secretaresse het beroepschrift met de begeleidende brief heeft verzonden.

3.5.4. Niet kan worden vastgesteld of de secretaresse van de raadsvrouwe van [appellant] is afgegaan op een onjuiste mededeling van een griffiemedewerker van het hof. Immers, het is niet bekend met welke griffiemedewerker de

secretaresse contact heeft gehad. Er zijn voorts onvoldoende gegevens voorhanden, om te kunnen verifiëren of een onjuiste mededeling van de zijde van de griffie van het hof over het faxnummer aan de secretaresse is gedaan. Daarbij komt dat de secretaresse op eenvoudige wijze, namelijk via het internet (www.rechtspraak.nl) het faxnum-mer van het hof had kunnen achterhalen, nu op die site naast de adresgegevens van het hof en de rechtbank het voor beide (in het Paleis van Justitie gehuisveste) instanties geldende centrale telefoonnummer is te vinden en weliswaar niet een centraal faxnummer, maar wel de faxnummers van de verschillende, daarvoor in aanmerking komende sectoren en afdelingen van hof en rechtbank.

Gelet hierop, is het hof van oordeel dat hetgeen van de zijde van [appellant] is aangevoerd met betrekking tot het foutieve faxnummer, niet kan gelden als een bijzondere omstandigheid in voormelde, onder 3.5.1. aangeduide zin.

3.5.5. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de onder 3.5.1 weergegeven regel rechtvaardigen.

Er zijn onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het beroepschrift geacht moet worden op 21 december 2006 te 16.36 uur bij (de griffie van) het hof te zijn ingekomen.

Het hof is immers een andere gerechtelijke instantie dan de rechtbank. Dat zij gevestigd zijn in één gerechtsgebouw en beide gebruik maken van de diensten van de Centrale Informatiebalie acht het hof in dit geval niet relevant, nu het beroepschrift op 21 december 2006 is verzonden naar het faxapparaat van de sector kanton van de rechtbank

’s-Hertogenbosch en niet naar de Centrale Informatiebalie.

Het komt voor risico van (de raadsvrouwe van) [appellant] dat haar secretaresse het beroepschrift naar de verkeerde instantie heeft gezonden.

3.5.6. De raadsvrouwe van [appellant] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat een griffiemedewerker van het hof, genaamd [X.], in januari 2007 aan haar telefonisch heeft bevestigd dat het per fax verzonden beroepschrift door de sector kanton was doorgestuurd naar het hof en dat het hof bedoeld beroepschrift had ontvangen.

3.5.7. Aan die verklaring komt naar het hof onvoldoende betekenis toe, nu de raadsvrouwe van Top-Care tijdens de mondelinge behandeling het tegenovergestelde heeft ver-klaard, namelijk dat zij van [X.] voornoemd in januari 2007 telefonisch heeft vernomen dat het per fax verzonden beroepschrift niet door het hof was ontvangen.

In dit verband verdient overweging dat zich in het grif-fiedossier van het hof noch telefoonnotities van (een) griffiemedewerker(s) noch een fax-exemplaar van het beroepschrift bevinden en dat daarvan ook geen aantekening is gemaakt in de administratie van de griffie van het hof.

3.5.8. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het op 21 december 2006 door [appellant] per telefax verzonden beroepschrift niet kan gelden als (tijdig) te zijn ingediend, en dat [appellant] het originele beroepschrift op 22 december 2006, dus te laat (immers na afloop van de appeltermijn) ter griffie van het hof heeft gediend. Hij dient daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.

3.5.9. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten van het hoger beroep.

4. De uitspraak

Het hof:

verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Top-Care begroot op nihil aan griffie-recht en

€ 894,00 aan salaris procureur.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Spoor, Walsteijn en Van Voorst van Beest en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 juli 2007.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature