Conclusie
Nr. 15/04654 P
Zitting: 21 maart 2017
Mr. E.J. Hofstee
Conclusie inzake:
[betrokkene]
Het Gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 17 september 2015 het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 september 2014 bevestigd, met uitzondering van de grondslag van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij is het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 5.000,- en de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming.
Er bestaat samenhang met de zaken 15/04449P , 15/04453 en 15/04655. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
De betrokkene heeft tijdig beroep in cassatie doen instellen. Hoewel de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv geldig is betekend, zijn namens hem geen middelen van cassatie voorgesteld.
Art. 511h Sv schrijft in verbinding met art. 437, tweede lid, Sv voor dat op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie moet worden ingediend. Nu bij de Hoge Raad niet tijdig een schriftuur is ingediend, moet de betrokkene niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep worden verklaard.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG